Tot m’n verbazing kreeg ik met enige moeite toegang tot een (nota bene electronische) versie van een publicatie die 121 jaar geleden verscheen in American Anthropologist (Vol. 2, No. 2, April, 1889, pp. 133-142). Het betreft een bijdrage van de anthropoloog A. Ernst, getiteld On the Etymology of the Word Tobacco. Boomert (2001) had voor mij overtuigend betoogd dat
“… de Spanjaarden het woord Tabaco helemaal niet van de Taíno-indianen overnamen, want vroeg in de 15e eeuw (volgens Corominas (1976) ca. 1410) dus lang voor de ontdekking van de Amerika’s, bestond in het Spaans en het Italiaans al het als Tabaco klinkende woord, in gedocumenteerde bronnen gespeld als tabaca, tabauco en atabaca. Van dit woord wordt algemeen aangenomen dat het afkomstig is van het middeleeuwse (Corominas, 1974: negende eeuw) Arabische woord voor bepaalde medicinale kruiden die ofwel euforie ofwel slaperigheid veroorzaakten: tabbâq of tubbaq. Het is waarschijnlijk, aldus Corominas (1957, 1974), dat de Spanjaarden dit Europese woord gebruikten voor de tabaksplant uit Amerika.”
Hoe zou de theorie van Ernst (1889) luiden? Zijn ondersteuning van de zogenaamde Arawak-hypothese komt als volgt tot stand.
Ernst verwijst naar het bestaan van de Y-vormige snuifpijp waarmee indianen in Zuid-Amerika ‘exciting powders’ opsnoven, en dat dit instrument de naam Tobaco (correcter: Taboca) had, een naam die net als Cohoba (een vergelijkbaar poeder en de handeling van het opsnuiven daarvan) afkomstig was van de indianentaal Guarani. Het is de vraag, aldus Ernst (p. 136),
How came these Guarani words taboca and cohoba to the Antilles? and was the former really used in reference to the smoking of tobacco?
De sleutel tot de oplossing vindt Ernst in de volgende feiten:
- Er moeten enkele indianenstammen, de Ciguayos, in het Noorden van Haïti geleefd hebben die een taal spraken die een variant was van het Guarini en die anders was dan de taal die gebruikelijk was op dit eiland.
- Ze moeten van het vasteland verdreven zijn, en noordwaarts trekkend in het Noorden van Haïti terechtgekomen zijn.
- Ook deze Indianenstammen moeten bekend zijn geweest met de praktijken van het snuiven van ‘exciting powders‘ (dus niet het roken of inhaleren van tabak).
Dit gegeven weerlegt nog niet de etymologie van tabaco als zijnde afgeleid van taboca. Maar Ernst zoekt de etymologie ergens anders:
but we have other and older testimony for the smoking of tobacco, from which a different origin of the word may be deduced, p. 138).
Ernst veronderstelt dat het gebruik van de term tabaco door de Spanjaarden geen getrouwe weergave is van de oorspronkelijke door de Indianen in hun taal gebruikte term. De communicatie tussen de Indianen en de Spanjaarden moet wat betreft het alledaagse taalgebruik zeer beperkt zijn geweest:
We ought likewise to remember that colloquial intercourse between the Indians and the European discoverers at that time could be but exceedingly limited, amounting to little else than a kind of gesture language, giving origin to many capital mistakes and false interpretations.” (p. 140).
Stel nu dat één van Columbus’ boodschappers aan een rokende indiaan vraagt, wijzend op diens sigaar “wat is dit?” of “hoe noem je dit?” Dan zou het goed kunnen dat die indiaan de vraag interpreteerde als “wat zit je daar te doen?” en antwoordde “ik ben aan het roken” of “ik zal roken” (de tweede mogelijkheid met gebruik van de toekomende tijd heeft Ernst nodig om tot tabaco te komen)
This phrase in modern Arrawack would be “dattukúpa”, which is the first person singular in the future tense of the verb attukun (to eat sucking, for instance, fruits), used also either with or without the noun yuli (tobacco) for to smoke tobacco. Quite in the same manner the lower classes say in Spanish chupar tabaco (to suck tobacco), the objective noun being sometimes dropped when the meaning is sufficiently clear from other circunstances. The future tense of Arrawack verbs is generally formed by dropping the final n and adding the termination pa but there are instances where this syllable is incorporated in the word, probably in consequence of a metaplasmic change, a feature extremely common in most American languages. If we perform this transposition in the word dattukúpa we obtain dattupaku, and as the first syllable has a very dead sound it would be very likely that a foreign ear lost it altogether, so that tupaku remained, which is almost identical with tabaco.
Een zwak punt waardoor het verder interessante bouwwerk in elkaar kan storten: waarom zou een Indiaan op de vraag wat hij aan het doen is, antwoorden in de toekomende tijd “ik zal roken.”? Ernst heeft deze aanname nodig om het morfeem pa toe te kunnen voegen aan (d)attuku(n) (= roken) wat (d)attukupa (= ik zal roken) oplevert. Dit morfeem voor eerste persoon enkelvoud toekomende tijd wordt blijkbaar ook midden in het woord geplaatst. En dan is Ernst waar hij zijn wil: (dat)tupaku, waarvan tupaku (verbasterd tot tobaco = sigaar) bij Columbus’ boodschapper zou zijn blijven hangen.
[margin30]
Bronnen:
[arrow_list]
- Boomert, A. (2001). Names for Tobago. Journal de la Société des Américanistes, 87, 339-349. (digitale versie, geraadpleegd 23 januari 2010, op http://jsa.revues.org/document1856.html
- Ernst, A. (1889). On the etymology of the word Tobacco. American Anthropologist, 2(2), 133-142
[/arrow_list]
[margin40]