Pyrus Communis ‘Conference’
‘Conference’ is een Engels ras dat in 1894 in de handel kwam. Conference is smaakvol en draagt gemakkelijk en rijk, ook zonder bestuivers in de buurt. ‘Conference’ kan gemakkelijk geteeld worden in particuliere tuinen. Het grote voordeel van dit ras is de lange afzetperiode, omdat de peren lang bewaard kunnen worden en tijdens bewaren de smaak goed behouden blijft. Het is in Nederland de meest geteelde handpeer. [1]
Update augustus 2011
[info_box]
Familie: Rosaceae (Rozenfamilie)
Geslacht: Pyrus; soort: Communis (Gewone Peer); cultivar: Conference
Kleur van vrucht: groen, met soms een rode blos
De schil is zacht, gemakkelijk te schillen, sappig en zacht vruchtvlees[/info_box]
Enten op een onderstam
Peren worden meestal geënt op een onderstam, meestal Kwee MA of Kwee MC . Het soort onderstam dat voor de boom is gebruikt, is voor een belangrijk deel bepalend voor de grootte die de boom of struik zal bereiken. In dit kleine hoekje past een perenboom die op een laag, kort onderstammetje is geënt.
Verzorging, onderhoud
Peren groeien graag op voedzame, diep doorlatende grond, die iets aan de zure kant of neutraal is. Daarnaast waarderen ze een zonnige, beschutte standplaats, waar de grondwaterstand niet te hoog is. Als de bomen zonnig staan zijn ze minder vatbaar voor schimmelinfecties, en krijgen de vruchten een hoger suikergehalte. Peren kunnen aangeplant worden tussen november en eind februari, zolang het niet vriest.
Groeivormen die aangeplant kunnen worden zijn hoogstam, halfstam, struik en diverse leivormen, die doorgaans geënt zijn op een onderstam. De onderstam is bepalend voor de groeikracht, en kan de resistentie van ziektegevoelige rassen vergroten. De ent moet zich na het planten minstens 15 cm boven de grond bevinden, om te voorkomen dat de ent eigen wortels ontwikkelt.
Voor vrij uitgroeiende hoogstambomen wordt een plantafstand aangehouden van 8 tot 10 m. Bij halfstambomen is 5 tot 6 m voldoende, terwijl laagstambomen op 2 m afstand van elkaar gezet kunnen worden, of zelfs minder. Bij leivormen is de gewenste vorm bepalend voor de plantafstand (snoer, palmet, piramide enz.). Wanneer een boompaal bij de fruitboom geplaatst wordt, wordt de boomband bij voorkeur kruislings aangebracht, om te voorkomen dat de boom tegen de paal gaat schuren en zo verwondingen oploopt.
Snoei, gesteltakken en uitlopende scheuten
Het snoeien van een perenboom gebeurt op vrijwel dezelfde wijze als bij de appelboom, en heeft twee doelen. Ten eerste is het de bedoeling om een evenwichtige kroon (of leivorm) te ontwikkelen, met niet te veel gesteltakken. Ten tweede zal de boom, om er vruchten van te krijgen, vruchtlot of spoortjes moeten gaan vormen. Perenbomen zijn pas laat vruchtbaar, het kan wel 6 tot 8 jaar duren voordat de eerste peren geoogst kunnen worden.
Snoeien gebeurt tussen begin december en eind februari, wanneer de groei stil staat, en wanneer het niet harder vriest dan -5 graden Celsius.
Het eerste jaar worden de gesteltakken gevormd, in totaal circa 4 of 5 stuks. Aan het eind van het tweede jaar kunnen nog 3 tot 4 gesteltakken behouden worden, zodat het totale gestel nu uit 8 takken bestaat.
De gesteltakken worden het tweede jaar op een lengte van circa 50 cm net boven een omlaag gericht buitenoog gesnoeid. De overige scheuten worden (indien nodig) weggeknipt, of ingekort tot 4 knoppen. Het doel hiervan is om een onder een hoek van 45 graden een van de boom afstaand takkenstelsel te krijgen, waarbij de gesteltakken zich in etappes verlengen. Door de geleidelijke verlenging ontstaan zijtakjes, waarop zich later het vruchtlot zal gaan vormen.
Het derde jaar worden de verlengende delen van de gesteltakken in de winter weer teruggeknipt op 25 cm lengte, waarbij gesnoeid wordt op een buitenoog dat tegenovergesteld staat aan de snoeirichting van de vorige snoeibeurt. Zo ontstaat een zigzag-patroon van verlengingen dat op den duur weer een bijna rechte, maar wat horizontaal afstaande gesteltak oplevert. De zijtakjes die zich op de gesteltakken gevormd hebben worden in de tweede helft van juli ingekort tot 3 bladeren, of een lengte van ongeveer 10 cm.
De daarop volgende jaren herhaalt dit patroon zich. In de winter wordt telkens eerst dood, kruisend en ziek hout weggehaald. Alle vertikaal omhoog groeiende zijtakjes worden helemaal verwijderd: op meer horizontaal groeiende takken ontwikkelt zich meer vruchtlot. Ook zijtakken die naar de spil toegroeien worden weggehaald, net als sprieterig doorgeschoten jong schot met weinig knoppen.
De verlengingen van de gesteltakken worden weer ingekort tot 25 cm op een tegenoverliggend, liefst omlaag gericht oog. Hebben de gesteltakken hun uiteindelijke lengte bereikt dan wordt de nieuwe aanwas telkens helemaal weggehaald. In de zomer worden zijtakken en secundaire zijtakken telkens tot 3 bladeren of 10 cm teruggeknipt. Hierop ontwikkelen zich in de loop der jaren de bloemdragende spoortjes. Wanneer deze te dicht op elkaar staan moeten de spoortjes in de winter gedund worden.
Circa 6 weken na de bloei zal de boom zelf een deel van de overtollige vruchten afstoten. De overblijvende vruchten moeten zo uitgedund worden dat ze op een onderlinge afstand van 15 tot 20 cm uiteen hangen.
Leivormen
Voor het opkweken als spil, piramide of palmet wordt na het planten in het eerste jaar de hoofd- of spiltak op 80 cm hoogte afgeknipt, of op 20 cm boven de bovenste gesteltak. Ieder jaar zorgt de topscheut voor een verlenging, tot een totale hoogte van maximaal 2,5 m bereikt is. Door telkens op een tegenoverliggend ook terug te snoeien ontwikkelt zich uiteindelijk een min of meer doorlopende spil. Heeft de leivorm de gewenste hoogte bereikt dan wordt de kop telkens teruggezet tot op de laatste gesteltak onder de top. De gesteltakken of zijscheuten worden afgesnoeid op een lengte van 1 m. Bij leivormen als het palmet en de piramide worden de gesteltakken horizontaal aangebonden.
Takken die ontstaan op de onderste 70 cm van de spiltak of stam worden geheel weggehaald. De nieuwe groei op de gesteltakken wordt in de winter telkens ter geleidelijke verlenging teruggesnoeid tot 25 cm, de zijtakken op 3 bladeren of 10 cm. Verder verloopt het snoeien hetzelfde als bij een vrijstaande boom.
Bij een snoer wordt de hoofdspil onder een hoek van 45 graden aangebonden. De top van de spil wordt pas weggesnoeid als hij zijn totale lengte bereikt heeft. Er worden geen gesteltakken gevormd. De zijtakken worden in november teruggesnoeid tot 4 knoppen, de secundaire zijtakjes op 3 cm. Dit wordt in de zomer herhaald, waarbij bij de snoei de bladrozetten aan de basis van de zijtakken in ieder geval moeten blijven zitten.
Verwijzing
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van de bespreking in: Appeltern – peer
Leuk artikeltje. Ik mis alleen wat informatie over roestvorming op de bladeren.
maskers uit Afrika
Perenroest heeft een ingewikkelde levensloop. Op de peer kan ze niet het hele jaar in leven blijven. In de winterperiode heeft de roest de Juniperus of wel de Jeneverbes, waaronder Juniperus sabina, Juniperus Phitzeriana en andere variëteiten, nodig. We hebben het dan over de meest gangbare/gewone Juniperus soorten.
De ziekteverwekkende schimmel wisselt dus van waardplant, maar kan op de Juniperus wel het hele jaar blijven leven.
Het middel Exact is een vrij onschuldig middel. Daarmee 3 keer om de 10 dagen spuiten in de periode ½ mei tot ½ juni.
knutselopdrachten